Ooggetuige was er woensdag zeer op gebrand de sprint te winnen. Dat was vorige week ook al zo, maar toen mislukte zijn poging om op slinkse wijze uitgerust aan de laatste paar honderd meter te beginnen jammerlijk. Lange tijd doolde hij eenzaam over de Veluwe.
De reden voor zijn aanwezigheid woensdag was dus duidelijk. Droom en werkelijkheid kwamen echter wederom niet overeen.
Ooggetuige had onderweg twee keer de benen getest, spande zich verder niet al te veel in en deed er alles aan om de sprint vanuit de juiste positie te kunnen beginnen. Die positie was in de buurt van mijn achterwiel.
Terwijl Hoogmoed en Chaos de sprint aanvingen wilde ik daar links omheen. Op dat cruciale moment bleek mijn achterband echter snel leeg te lopen. Het achterwiel dweilde van links naar rechts. De druk moest van de pedalen om overeind te blijven. Ooggetuige aan mijn wiel vloekte. Ik vertelde hem, ondertussen rijdend op de velg, over de lekke band (Dat noemt hij schelden).
Ooggetuige meent dat hem hiermee een zekere overwinning door de neus is geboord. Onzin natuurlijk. Hij zou hooguit achter een ander tweede zijn geworden. Dat vloeken was dus overbodig. Het lucht bovendien ook niet echt op las ik een paar kilometer eerder op een bord in Wolfheze.
Net als vorige week kreeg Ooggetuige, die het onderste uit de kan wilde, het lid op de neus.