Datum en Parcours; 17 Augustus 2005, Wageningen-Posbank- Benekom (Fred's Place), 35.4 gemiddeld, max 66,7.
Deelnemers; Uiteindelijk 16.
Weer; 23 graden Celcius, Wind 3 m/s Oost.
Vroeger, vroeger, weet je nog ? Vroeger is lang geleden. Soms denk ik aan vroeger. Soms, niet te vaak.
In de verte hoor ik dan mijn moeder; Van het witte brood afblijven. Eerst een Bruine Boterham. Gadver.
Inmiddels fietsen wij als gekken. Hard en naar het Oosten terwijl volgende week de Wezenlozen wachten. In Utrecht.
In het Vaticaan wordt een Exorcisten-cursus gegeven, voor Rooms katholieke priesters die kwade geesten uitbannen. Kwade geesten.
Onderweg haal ik aan, denk aan mijn moeder, het Bruine Brood en verman. Ik doe mijn werk en trotseer de toppen. Voorin, kijkend in de bloeddoorlopen ogen van de dappersten die opgetogen en non verbaal reageren. Als wij wachten, op Vlaar, Fijnproever, Karrepaard en Neef.
Harder dan, maar steeds voorin.
Cor (ooit Timmerman) kwakt (niets nieuws) bergop,terwijl Neef 2x sterker is en Hoogmoed evenhard strijdend met Piet, de andere 2 toppen triomferend rondt. Kornuit (nieuw pakje) dieselt dankbaar en vanuit zijn wiel, sprint ik, voor mijn spreekwoordelijke, leven, bij het Kaagrooster en klop de Sluwaard, bergop, die mij en Vriend maandag heeft uitgelegd,
wat hij van verzaken vindt.
Ik verzaak niet. Wij schrijven stukjes, voor het Lustrumboek.
Op weg naar huis (eigenlijk vanaf de Bergzone) haakt een Stukjesman aan. Afkomstig van Ledig Erf en mogenlijk Wezenloos (Rendeze Vous 24/8) brengt hij fietsrondjes in kaart. Mooi rondje.
Churchill antwoordt 50 jaar geleden Labourparlementarier Besie Braddock op haar verwijt; "Winston je bent dronken" met "Bessie, jij bent lelijk, maar ik ben morgen weer nuchter".
Morgen. Morgen. Morgen gratis drinken, hing er in een mij bekend cafe.
Aan het touwtje overleef ik de Koningsweg en racend en demarerend, op 2 wegen, counteren wij elkaar.
Nog 1 keer, nog 1 keer, dan is't gedaan.
Maar 1 keer. Komt niet.
We bereiken de finishstraat.
Het gaat niet meer. Echt niet. Links gaan ze weg. Vier man. Ik spring mee. Rechts Santegoeds, alleen, dan Pakje. Ik steek over. Achter me gekwak, Anoz. Goeroe. Vriend. Krakend Yzer, blijft uit. Daar is de kramp. Ik zet door. Toch. Links verliest. Rechts ook. Ik lig voorop. Nog meer kramp. Daar komt het midden. Ze zijn verrot. Kapot. Ik zie het. Maar toch. Neef wint. Nipt. Voor Hoogmoed. Cor. Piet. Sluwaard. Hij pakt me terug.
Samen peddelen we naar Bennekom, mijn dorp.
In mijn studententyd ging een van mijn maten naar Butte (VS), Grizzley's en Bruine beren merken. Prachtige dia's, schitterende natuur, levensgevaarlijke beesten. Levensgevaarlijk.
In Bennekom wacht de Bruine Boterham, voormalig dichter.
We kletsen met hem en werken onze onzekerheid weg door hem kracht te wensen. En moed. En moraal.
Verbeeld ik het me of hoest hij echt ?
Hij maakt een grap, over zijn verloren kracht en meisjes met vriendinnen achterop, die hem vandaag losten, viaduct op, richting ziekenhuis. We lachen.
Verdomme.
Grizzley's; levensgevaarlijke beesten.
Vanaf vandaag gaat de Bruine Boterham op jacht. Om de Beer uit zijn Hol te krijgen of, zoals het Karrepaard schreef; Met een 1/2 ronde voorpsrong, moe, maar niet gebroken, doorgaan, volhouden. Als ze je willen , moeten ze je halen.
We shall overcome.
Tot zover.